Skip navigation Go to the main menu

« Petit indice apophénique »

De buitenstaander

‘Such a lot the gods gave to me—to me, the dazed, the disappointed; the barren, the broken. And yet I am strangely content, and cling desperately to those sere memories, when my mind momentarily threatens to reach beyond to the other.’

(H.P. Lovecraft, The Outsider).

Vaak genoeg heb ik, aan iedereen die het maar horen wil 1, verteld dat ik een kunstenaar ben met een voorkeur voor een aantal beeldend kunstenaars en schrijvers uit de 19e eeuw. Eenlingen, levend en werkend vanuit de marge.
Toeschouwers feitelijk, en ja, ook ik voel me een een eenling die vanaf de zijlijn het gebeuren van alledag aanschouwt.
Daarmee wil ik niet suggereren dat ik mij alleen maar met zaken bezig wil houden die wérkelijk van belang zouden zijn: ik ben domweg een ‘buitenstaander’.

Misschien waren hier in de tijd van de Romantiek meer voorbeelden van te vinden: mensen, zoals William Blake, die met zijn overleden broer converseerde, welke hem het geheim van diens etstechniek openbaarde 2.

Tegenwoordig zijn ‘buitenstaanders in de kunst’ een officiële stroming: er bestaan zelfs musea voor! ‘Buitenstaander kunstenaars’ zijn dan vaak mensen met een ‘aandoening’ die hen afzondert van de rest: dat lijkt wel een beetje op de wijze waarop ik mijzelf zie.

Helaas lijkt mijn buitenstaandersschap buitenstaanderiger dan gebruikelijk.
Als ik wat beter kijk naar mijn kunstbroeders en -zusters binnen die stroming vallen de verschillen tussen hen en mij maar al te sterk in het oog: ik heb een officiële opleiding gevolgd en val ook geen kleine meisjes lastig 3.
Ook ben ik niet van plan pas ontdekt te worden na mijn dood 4, 5.

Maar ik ben wel, evanals de naamloze protagonist uit het verhaal The Outsider van Lovecraft, tot de ontdekking gekomen dat ik in de ogen van veel van mijn medemensen maar een merkwaardig, en wellicht zelfs afschrikwekkend, figuur ben.
Helaas kan ik niet, zoals deze, mijn toevlucht nemen tot de mythische droge der vergetelheid die hem -of haar- kalmeren moest. Ook kan ik niet vliegen op de nachtwind, met nachtgruwels, en mij verpozen in de catacomben van Nephren-Ka welke zouden liggen in de verzegelde vallei van Hadoth.
De beeldende kunst bied mij echter een medicijn wat minstens even goed werkt als de imaginaire medicijnen welke werden bedacht door deze wereldvreemde volgeling van Edgar Allen Poe.

Noten:

  1. …en ook aan een heleboel mensen die daar werkelijk niet in zijn geïnteresseerd.
  2. Iets dergelijks doe ik soms ook wel eens, maar mijn broer heeft me vanuit het hiernamaals nog nooit iets zinnigs (of onzinnigs) medegedeeld: ik moet -potdomme- alles helemaal zelf verzinnen!
  3. Adolf Wölfli
  4. Henry Darger
  5. …al ben ik daar al aardig naar op weg. Ik gun echter niet, zoals Henry Darger deed, mijn huisbaas de ontdekking van mijn werk, als ik uiteindelijk de pijp6 aan Maarten wens over te dragen.
  6. in feite is deze pijp een elektrische sigaret, waarvan één gedeelte werd gemaakt door een Roemeense juwelier en het andere deel door twee Griekse kunstenaars.

Contact